Fragment van 18 mei 1940 uit het oorlogsdagboek van kapitein A.D. Taylor, 15/19e Royal Husars  
     

In het dagboek van kapitein Taylor vinden we een interessante passage over de 18e mei 1940, wanneer de oorlog hem in onze gemeente brengt, waar hij uiteindelijk gevangen genomen zal worden.
"Bij dageraad op 18 mei 1940 lag het regiment in een positie ten westen van Brussel, met RHQ (Regimental Headquarters, het hoofdkwartier van het regiment dus, nvds) in de omgeving van Wemmel, als achterhoede voor Divisie 4. Die morgen in de vroegte trokken we ons terug tot ongeveer op de lijn van de weg Brussel-Dendermonde in de buurt van Asse. Hier kwam de vijand naar ons toe en er was nog steeds geen contact met de Belgen op onze linkerzijde.
Rond 13 uur trok RHQ zich terug, een beetje westwaarts, beneden de weg naar Aalst en spoedig daarna kwam Eskadron C uit zijn positie op links en werd teruggeslagen tot aan de brug over de rivier de Dender in de buitenwijken van Aalst. Kort daarop stuurde ik DR's (Dispatch Riders, koeriers met geschreven orders, nvds) naar de eskadrons A en B met opdracht terug te trekken tot over de rivier.
Ik denk dat het tussen 13u30 en 14u moet zijn geweest toen de Kolonel besloot RHQ terug te trekken tot de omgeving Boekhout. Hijzelf vertrok in zijn tank, de hoofdweg af, met het grootste deel van RHQ. Majoor Hinde bleef op de hoek met de hoofdweg; met welke bedoeling hij dat deed wist ik op dat ogenblik niet en ik stopte achter hem. Geschreven orders terug te trekken over de rivier waren pas verstuurd naar Eskaders A en B. De DR's welke ik meezond met deze bleken niet door te geraken en ik kreeg toestemming van de kolonel de orders door te geven langs de radio-zender. Ik meende dit met succes te doen tot Eskader A plotseling ophield met praten en ik geen antwoord meer van hen kreeg.
Kort daarop kwam Eskader B aan langs de hoofdweg naar de rivier en ik wachtte op de hoek waar ik was en volgde vanuit de achterhoede van het eskader. Kort daarop bereikten we de rivierlijn (aan de J.B. Callebautstraat, nvds) waar we stopten en Majoor Hinde kwam te voet terug bij mij, zeggende dat de Duitsers reeds aan de brug waren vóór ons en vroeg of we een weg konden vinden naar de volgende brug, zuidelijker gelegen.
Daartoe draaide ik om en werd alzo het leidende voertuig van de colonne van het B Eskadron en oostwaarts terugkerende langs de weg waarlangs we net gekomen waren, nam ik de eerste afslag naar het zuiden. Kort nadat ik deze zijweg had genomen zag ik twee of drie Duitse pantservoertuigen vóór me. Ik zat zelf achter de wapens in mijn tank en opende onmiddellijk het vuur op hen met mijn .50 machinegeweer. Ze losten rook uit hun voertuigen over de weg achter hen en vluchtten. We hadden een goede achtervolging en ik denk dat ik minstens de helft van mijn .50 lading in de pantserwagen voor mij heb afgevuurd, zonder deze evenwel tot staan te hebben gebracht.
De stuurgreep van mijn tank was nogal versleten en deze kon eigenlijk alleen maar op de weg rijden. Daaraan te wijten èn aan de vaart die we hadden in onze achtervolging, misten we een scherpe bocht naar rechts en crashten naar links van de weg af. Eén van de rupsbanden kwam er half af en de tank kon niet los uit het soort grond waarin deze vastzat. Ik wenkte naar de mensen achter mij om langs mij heen te gaan, in de mening verkerend dat het hele Eskadron B achter mij kwam en dat de leiders konden doorgaan met de achtervolging, terwijl ik en mijn bemanning aan boord zouden kunnen gaan van één van de voertuigen verderop in de colonne. De enige mensen echter die voorbij kwamen waren Mr Allhusen en, ik denk, drie tanks. Na een vruchteloze poging onze tank in brand te steken, gingen ik en de twee leden van mijn bemanning, te voet westwaarts naar de rivier.
Er was nogal wat geschut gaande en Duitse infanterie kwam eraan op fietsen. Daar we maar weinig beschutting vonden en er vlakbij geschut kwam uit alle richtingen besloot ik dat het beter was te gaan liggen in een beetje beschutting tot het donker werd en te hopen dat we weg zouden kunnen raken over de rivier, gedekt door de duisternis.
Daartoe gingen we liggen in een klein bosje met wat struikgewas en kreupelhout, dicht bij een dorp. Ik vroeg mijn twee mannen volledig stil te zijn en dacht dat we niet gezien zouden worden en weg te raken bij donker. Ikzelf dutte in. Er werd opnieuw geschoten en ik werd wakker en zag een Duitse soldaat op enkele meters van mij, met een geweer ter hoogte van mijn hoofd en veel Duitse soldaten rondom ons.
Ik wist niet wat te doen en wou toch niet graag mijn handen omhoog steken en besluiteloos tastte ik naar mijn revolver. Hij was evenwel zo goed mij niet neer te schieten, wandelde rustig op ons toe en nam onze wapens af. We werden naar een huis gebracht in een nabij gelegen dorp (Teralfene, nvds) en vonden er verscheidene andere van onze soldaten van RHQ die tezelfdertijd werden binnengebracht. Eén van hen, Trooper Haigh, welke ik kende als een uitstekende en onbevreesde DR, was ernstig gewond. Zoals meestal daarna werden we door de Duitsers goed behandeld en ze deden veel moeite om het voor Haigh comfortabel te maken, gingen naar boven om matrassen en kussens voor hem en brachten hem water om te drinken.
We bleven daar zowat één uur, onder zwaar bombardement van onze eigen artillerie, alvorens weggebracht te worden onder leiding van twee bewakers.
We werden teruggebracht naar Asse, ongeveer acht à negen mijlen verder. Onderweg liepen we voorbij een groot aantal Duitse soldaten die verbazingwekkend vlug waren opgerukt naar de rivier, de meeste op fietsen. Alvorens Asse te bereiken passeerden we lange colonnes paardentransport, hetzij cavallerie, artillerie of paardentransport - dat weet ik niet - reeds ingekwartierd in tuinen in Asse.
We passeerden vele groepen Duitse soldaten zittend of wachtend langs de weg en ik kon het niet helpen op te merken dat ze geen aanstalten maakten ons te bespotten maar ze bekeken ons in het voorbijgaan en zeiden niets. We werden ondergebracht in een school in Asse - de officieren in één lokaal en de andere rangen in een ander lokaal. Majoor Wallace en Luitenant Morgan van Bataljon 4 Gordon Highlanders en Lord Clifton van de KOG (King's Own Guards, nvds), die tot ons Eskadron A behoorden waren daar reeds toen wij eraan kwamen.
De Duitsers behandelden ons goed en waren heel beleefd. Ze vroegen onze papieren en stelden enkele vragen maar maakten geen aanstalten om ons grondig af te tasten of te ondervragen. Ik gaf hun mijn portefeuille en verscheidene brieven die ik bij me had, welke zij beloofden door te nemen en dan terug te geven en ik betwijfel niet dat ze dat aldus zouden doen. Helaas vergat ik ernaar te vragen de volgende morgen vroeg voor we weg gingen en daardoor kreeg ik ze nooit terug en vanaf dan had ik dus geen geld meer.
We sliepen die nacht op wat stro op de vloer en kregen een beetje zwart brood en een beetje gebak te eten. Later op de avond werden Co Peterkin en John Peyton, die onze Seinofficier en Inlichtingenofficier waren, binnengebracht.
De volgende morgen, voor zover ik me herinner zonder enig ontbijt, marcheerden alle gevangenen naar Brussegem, zowat zes mijlen ver. We passeerden voortdurend colonnes Duits transport, te paard of met voertuigen en ik merkte ook op dat alle dorpsmensen naar de kerk gingen. Het was nu zondag 19 mei. We verbleven de hele dag in de schuur van een boerderij in Brussegem. De Duitsers waren alweer aangenaam en beleefd tegenover ons, alhoewel we niet veel te eten kregen.
Ik hoorde gedurende ongeveer de hele dag machinegeweergeschut niet ver weg van ons en kon het niet helpen dit in overeenstemming te brengen met de moeilijkheid die we voortdurend ondervonden om iets te bekomen voor onszelf.
Gedurende de dag riepen de Duitsers twintig gevangenen die ofwel gewond waren of pijnlijke voeten hadden om weggebracht te worden met gemotoriseerd transport. Twintig andere uit de rangen vertrokken en we hebben nooit meer van hen gehoord."

Onder leiding van majoor W.R.N. Hinde hadden de restanten van het regiment waartoe kapitein Taylor behoorde, dus de Dender bereikt te Teralfene. De weinige tanks die aan het Duitse anti-tankgeschut waren ontkomen, moesten ze er achterlaten; alleen zo konden een deel van de mannen nog ontsnappen aan krijgsgevangenschap.
Door de grote verliezen, zowel aan mannen als aan materiaal, hield het regiment van majoor Hinde op te bestaan als onafhankelijke eenheid. Wat overbleef ging op in de 5th Royal Inniskilling Dragoon Guards.

zie ook:
het verhaal Trooper Harry Haigh

 

Bronnen

Trevor Atkinson
Heemkundige Kring Belledaal